Wet inkomstenbelasting 2001 art. 3.119c ( tekst 2013)
3.119c Aflossingseis
Aflossingseis 1 Aan de aflossingseis wordt voldaan indien een tot de eigenwoningschuld behorende schuld op het toetsmoment niet meer bedraagt dan het bedrag dat per schuld volgt uit de formule:

waarbij wordt verstaan onder: B x: de maximale schuld op het toetsmoment; B 0: het startbedrag van de schuld; i m: de maandelijkse rentevoet; x: het aantal verstreken gehele kalendermaanden van de looptijd; n: de totale looptijd van de schuld in maanden, gerekend vanaf het moment van aangaan van de schuld tot de maand waarin de schuld geheel moet zijn afgelost, doch ten hoogste 360 maanden.
Wijziging rentevoet 2 Na een wijziging van de maandelijkse rentevoet wordt de formule in het eerste lid als volgt toegepast:
  • a. onder B 0wordt verstaan: de omvang van de schuld op het moment direct voorafgaand aan de wijziging van de maandelijkse rentevoet;
  • b. onder i mwordt verstaan: de nieuwe maandelijkse rentevoet;
  • c. onder x wordt verstaan: het aantal verstreken gehele kalendermaanden van de looptijd vanaf het moment direct voorafgaand aan de wijziging van de maandelijkse rentevoet, en
  • d. onder n wordt verstaan: de nog resterende maximale looptijd van de oorspronkelijke looptijd van de schuld in gehele kalendermaanden op het moment direct voorafgaand aan de wijziging van de maandelijkse rentevoet.
Schuldvernieuwing 3 Voor zover reeds een of meerdere schulden die behoren tot de eigenwoningschuld bestaan of laatstelijk hebben bestaan en daarna voor een bedrag overeenstemmend met, of lager dan de laatste omvang van die schuld, onderscheidenlijk schulden, één of meer nieuwe schulden als bedoeld in artikel 3.119a, eerste lid , worden aangegaan, wordt de formule in het eerste lid per schuld als volgt toegepast:
  • a. onder B 0wordt verstaan: de laatste omvang van de voorgaande schuld, dan wel indien het bedrag van de nieuwe schuld lager is, dit lagere bedrag;
  • b. onder i mwordt verstaan: de maandelijkse rentevoet op het moment van aangaan van de nieuwe schuld;
  • c. onder x wordt verstaan: het aantal verstreken gehele kalendermaanden van de looptijd vanaf het moment direct voorafgaand aan het aangaan van de nieuwe schuld, en
  • d. onder n wordt verstaan: de nog resterende maximale looptijd van de oorspronkelijke looptijd van de voorgaande schuld in maanden op het laatste moment dat deze schuld bestond.
4 Voor zover de nieuwe eigenwoningschuld, na toepassing van de aflossingsstand, bedoeld in artikel 3.119d , de totale laatste omvang van de voorgaande schuld, uiterlijk op het moment direct voorafgaand aan het aangaan van de nieuwe schuld of schulden, overtreft, geldt voor de nieuwe schulden de formule van het eerste lid, waarbij onder (n) wordt verstaan de totale looptijd van de schuld in maanden, gerekend vanaf het moment van aangaan van de schuld tot de maand waarin de schuld geheel moet zijn afgelost, doch ten hoogste 360 maanden.
Toetsmoment 5 Als toetsmoment als bedoeld in het eerste lid wordt aangemerkt:
  • a. 31 december van het kalenderjaar;
  • b. het moment van vervreemding van de eigen woning;
  • c. het moment van wijziging van de maandelijkse rentevoet, bedoeld in het tweede lid;
  • d. het laatste moment waarop de voorgaande schuld bestond, bedoeld in het derde lid.
6 De aflossingseis rust op de belastingplichtige voor zijn eigenwoningschuld. 7 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van dit artikel.

File Attachment Icon
251526.png